Ik heb haar behoedzaam in mijn handen omsloten. Ik was zelfs een beetje bang om haar mooie lijf te beroeren. Want ja, ze was mooi geworden door haar ouderdom en dwong respect af met haar uiterlijk. Wars van alle opmaak en franje hield ze haar ware aard al die tijd verborgen. Gehuld in een donkere teint en getekend door het stof van de tijd wachtte ze geduldig, de jaren tellend, tot vandaag.
Want vandaag was haar grote dag. De entrée in het volle daglicht dat ze zo angstvallig schuwde sedert haar geboorte. Ik heb haar schaamteloos begluurd toen ze daar stond op het witte tafelkleed, haar podium, haar forum, haar enig optreden ooit.
Met een zuchtje liet ze de kurk los; de laatste bescherming van haar diepste wezen, haar oprechte ziel. Ze weet dat ze niemand kan beliegen omdat ze enkel kan geven zonder recht op wederwoord.
Mijn lippen hebben haar beroerd en bevestigde mijn vermoeden: dit is een schoonheid. Zij was het magnificat van de smaak en heeft mijn tong gestreeld. Meermaals, o zo stout en o zo gul, en heeft zich volledig aan mij onderworpen. Tot ze leeggelopen en uitgeput, zich roerde in mijn hoofd. Schaamteloos mij bedwelmend met haar laatste droom: mij behagen tot haar einde.
Chateau Beauregard 1996.