De naam Annick Van Uytsel zal nog lang nazinderen in ons collectief geheugen. Annick is nu al het icoon van de gezonde jeugd, van de blije jonge mensen die studeren, een lief hebben en vooral een thuis om naar terug te keren.
Er bestaat niets dat ook maar ten dele kan goedpraten wat haar is aangedaan. En niet alleen haar maar ook haar ouders, familie en vrienden. En dan durf ik amper denken aan haar vriend. Het is evenzeer een trieste waarheid dat al dat leed nu aan Annick voorbijgaat maar des te harder toeslaat bij de achtergeblevenen. Zij worden nu geconfronteerd met de molens van de media, allemaal gehaaid in hun domein.
Verdrietige mensen hebben weinig morele weerstand. Tientallen bladzijden worden over hen genadeloos volgeschreven met allerlei niets ter zake doende feiten, gissingen en nutteloze details. En als de pagina nog niet vol genoeg is dan schrijven ze gewoon een herhaling van een eerder artikel maar dan net iets anders geformuleerd zodat het weer op nieuws lijkt. Ook bij “Het Belang” moeten de mensen eten als het middag is. Annick Van Uytsel is bingo! Goed voor de verkoop maar dan moet je de dramatiek lang genoeg kunnen rekken.
De man die mij naar het klavier deed grijpen heet Eric Donckier. In “De Kern” van de weekendkrant herkneedt Eric het verhaal van Annick zodat het ieders verhaal wordt. Want ja, hij heeft ook dochters, en die hebben ook fietsen! Ook papa Donckier slaapt niet goed als zijn kroost niet veilig in het nest ligt maar op stap is in de donkerte. Hij mag het eigenlijk niet schrijven, beweert hij, maar hij doet het toch: “…dat ze de dader onmiddellijk vinden, dat ze hem tegen de muur zetten…” Het is die lepel die het stroopvat deed overlopen.